De TibetaanseTerrier is een van de oudste rassen die we kennen. Het ras bestaat al over de 2000 jaar. Hun oorsprong ligt in Tibet , genaamd `dak van de wereld` met zijn afzonderlijke culturen, het bhoedisme, prachtige valleien, ingekapseld door het adembenemende bergmassief dat de Himalaya heet. Een gebied waar mens en dier een waren met de natuur.
In de eerste instantie werd de Tibetaanse Terriër gehouden door de monniken in het klooster. Zij werden gehouden als gezelschap en voor de bewaking. De Tibetaanse Terriër is ontzettend lenig, zij liepen dan ook met gemak op de daken van het klooster. Als er zich dan vreemdelingen aan de poort bevonden sloegen zij aan, waarop de Tibetaanse Mastiffs de indringers op een afstand wisten te houden. De Tibetaanse Terriër werd destijds beschouwd als de heilige hond van Tibet.
De monniken gaven zo nu en dan hun bezoekers (de nomaden) een Tibetaanse Terriër als gelukshondje mee. Deze nomaden zagen hierin een nieuwe uitkomst, onze Tibetaanse Terriër werd gebruikt om de schapen te drijven op de bergpas. De lenigheid van deze hondjes kwam goed van pas, ze sprongen met gemak over de schapen heen op de bergpas, om ze zo te drijven. Hun platte voeten, de zogenoemde ``snowboots``, gaven hun stabiliteit in de sneeuw, de overvloedige dubbele vacht beschermde ze, zowel voor de enorme kou in de winter als de extreme hitte in de zomer. Het omgekeerde schaargebit, daarmee konden zij sneeuw scheppen om zo zichzelf van water te voorzien. De krachtige, iets langere achterbenen kwamen goed van pas om tegen de bergen op te klimmen.
Destijds hebben de Westerlingen de Tibetaanse Terriër de naam Terriër gegeven, daar het uiterlijk van de hondjes hun deden denken aan een Terriër. De naam Terriër is dan ook zeker een misplaatste naam voor dit ras, daar de naam Terriër staat voor aarde. De Terriër wordt dan ook voornamelijk gebruikt om klein ongedierte te vernietigen, dit doen ze door met hun neus in de aarde te wroeten. Dit is zeker niet iets wat een Tibetaanse Terriër doet. Een Tibetaanse Terriër is van oorsprong een gezelschapshond, die waaks is. Door zijn robuuste uiterlijk en leergierigheid een perfecte veedrijver.
De eerste Tibetaanse Terriërs zijn geïmporteerd door de engelse dokter Miss A. Greig, in de dertiger jaren van onze 19e eeuw. Zij oefende in de twintiger jaren een geneeskundige praktijk uit in dit bergachtige gebied. Voor haar bewezen heelkundige diensten ontving zij als beloning haar eerste Tibetaanse Terriër. Later heeft zij nog enkele exemplaren meer kunnen bemachtigen. Deze hondjes vormden de basis van haar kennel in India, de voor velen fokkers onder ons welbekende kennel `Ladkok`.
In de jaren dertig is zij teruggekeerd naar haar vaderland en heeft zij haar kennelnaam veranderd in `Lamleh`. Deze naam vinden we nog in veel hedendaagse stambomen terug, dit ter ere van haar werk. Zij is dan ook de grondlegger geweest van onze hedendaagse Tibetaanse Terriër.
Onze hedendaagse Tibetaanse Terriër heeft gelukkig nog altijd de rastypische kenmerken, karakter en is nog altijd zeer lenig. Zij kunnen heel hoog springen en zijn perfecte klimmers. Soms wat terughoudend tegen vreemden, maar niet agressief. Velen hedendaagse eigenaars hebben hun wel onderkende kwaliteiten teruggevonden in de agility (behendigheid) sport. Door hun leergierigheid en slimheid worden zij vaak betiteld met de term `little people in dogsuite` wat betekend kleine mensen in een hondenjasje.